Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij [22]drenkt de bergen [23]uit Zijn opperzalen; de [24]aarde wordt verzadigd [25]van de vrucht Uwer werken. 22. Dat is, Hij bevochtigt hen, te weten, met het regenwater. 23. Dat is, uit de wolken, gelijk vs.3. 24. Alsof hij zeide: Het aardrijk wordt met den regen zijn dorst geblust, nadat het lang dorst geleden heeft. 25. Dat is, van den regen, welken God alleen geeft; Jer.10:13, en Jer.14:22. Of, van den regen, die uit uwe werken, o Heere, dat is uit de wolken gelijk als ene vrucht voortkomt. Van den regen wast het koren en gras; idem alle kruiden en boomvruchten. Verg. hiermede Job 38:26,27,28; Deut.11:14,15.